Nietsnutten

Een moeder heeft ruim twintig jaar nodig om een man van haar zoon te maken en een andere vrouw maakt vervolgens binnen twintig minuten een dwaas van hem. Ik moest aan deze uitspraak denken toen ik het nieuws vernam omtrent het overlijden van Whitney Houston. Ze was weliswaar geen zoon, maar ze kwam uit een liefdevolle familie met een zorgzame moeder die haar steunde en waar ze een goede band mee had. In de jaren tachtig was ze tussen al die extravagante en vaak bizarre artiesten een aangename, frisse verrassing met een stem zo mooi en overweldigend die enkel door haar prachtige verschijning werd geëvenaard. Zonder gelijk af te dalen naar de catacomben van Mamjo of één of ander “roddelblad”, het is veilig te stellen dat het sinds haar huwelijk bergafwaarts met haar is gegaan. De beelden van haar, verwaarloosd en vermagerd als een crackhoertje, shockten de hele wereld. De oorzaak van haar dood is nog niet bekend, maar het zal vermoedelijk iets te maken hebben met haar al of niet overwonnen liefde voor geestverruimende maar hersen krimpende middeltjes.

Ik heb me er altijd al over verwonderd hoe het komt dat veel mooie en interessante vrouwen voor de meest waardeloze mannen vallen. Ik heb vriendinnen die met de grootste nietsnutten zijn getrouwd. Zichzelf man noemende figuren die er geen moeite mee hebben dat hun vrouw de kost verdient terwijl zij thuis zitten te zuipen of achter de computer met andere vrouwen zitten te flirten. Jaren geleden zat een vriendin van mij ook in een relatie. De meeste van haar vrienden hadden hun bedenkingen bij haar keuze in partner, maar een huwelijksfeest is een leuk verzetje dus hield iedereen maar de kaken op elkaar en pierde de tanden bloot als ze over haar op handen zijnde huwelijk sprak. Ik ben de mening toegedaan dat als je een echte vriend bent, je eerlijk moet zijn en je je vrienden voor rampspoed moet behoeden. Ik ga echt niet vrolijk staan dansen en huppelen op een huwelijksfeest als ik weet dat een vriend in een vlaag van verstandsverbijstering zichzelf in de hel van een slecht huwelijk stort. Gelukkig heb ik een paar goede vrienden die er net zo over denken en die menig keer een vriendinnetje van mij tot de grond hebben afgebrand. Eerlijkheidshalve en met de pijnlijke wijsheid achteraf moet ik bekennen dat ze gelijk hadden. Met gierende hormonen in je lichaam kan je blik soms behoorlijk vertroebeld raken.

“Waarom wil je met hem trouwen?” vroeg ik de eerder aangehaalde vriendin die naar mijn mening Titanic-style richting een ijsschots afstoomde.

“Hij is stoer.”

Tja, wat zeg je daarop?

Drie kinderen verder is ze inmiddels gescheiden van haar levenspartner. Hij bleek qua karakter en verantwoordelijkheidsgevoel niet zo stoer te zijn, ondanks het feit dat andere vrouwen tijdens het huwelijk toch kortstondig en passioneel de mening waren toegedaan dat hij dat wel was.

“Carbière, alsof jij zo een geweldig exemplaar bent!”

Nee, beste lezer. Ook ik zit vol frustraties, hebi's en complexen welke menig ex bijna tot waanzin hebben gedreven, maar ik durf wel te beweren dat als Whitney Houston met mij was getrouwd, ze nu nog in leven zou zijn geweest.

Persvrijheid

Een jaar geleden was er een verhitte persconferentie met vicepresident Ameerali. De regering had net de Surinaamse dollar gedevalueerd, er dreigden stakingen en de pasgevormde coalitie begon al scheurtjes te vertonen. Hoe lastig de vragen ook waren, Ameerali deed zijn best om openheid van zaken te geven. Plots stelde een journalist de vraag wat Ameerali vond van de conflicten die speelden rond de pas gehouden Miss Suriname verkiezingen. In een vlaag van plaatsvervangende schaamte wilde ik de bewuste journalist met mijn laptop op het hoofd slaan, maar Ameerali gaf op zijn eigen charmante wijze duidelijk te kennen dat hij, gelet de situatie waarin het land verkeerde, geen onzinnige vragen over een nog onzinniger onderwerp als een missverkiezing zou beantwoorden. De media kwamen woorden tekort. Ameerali was arrogant en in de maanden daarna zouden hij en de media regelmatig met elkaar overhoopliggen.

Het recente verslag van Reporters Without Borders (RSF), waarin een index is opgenomen met betrekking tot de stand van de persvrijheid in de wereld, heeft voor tweespalt gezorgd binnen de Surinaamse media. Een groep die de mening is toegedaan dat het absurd is dat Suriname met sprongen vooruit is gegaan op de index en een groep die zich er wel in terug kan vinden. Op de vraag waar ik sta moet ik het antwoord eerlijk gezegd schuldig blijven, alhoewel ik neig naar de laatste groep. Ik ben nu ruim 13 jaar werkzaam in de media. Ik ben radio-omroeper geweest, journalist bij de voorloper van de Parbode, redactielid bij Suriname Vandaag en columnist. De keren dat ik ooit ben geconfronteerd met druk en censuur vanuit de politiek was tijdens mijn werk voor Suriname Vandaag, de periode toen het programma nog de moeite waard was om naar te kijken. Die druk was niet afkomstig vanuit kringen rond de huidige president, maar was afkomstig vanuit de regering Venetiaan-Sardjoe.

Als columnist leg je soms je vinger op open zenuwen in de maatschappij. Het gevolg is dat ik een brievenbus vol dreigmailtjes en scheldkanonnades heb waar ik overigens trots op ben, want als je als columnist nooit mensen tegen de haren instrijkt, dan doe je je werk niet goed. Maar eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat ik nooit enige druk van de regering Bouterse-Ameerali heb ondervonden. Mensen waarschuwden me dat als ik kritische columns over Bouterse cum suis zou schrijven ik niet alleen het gevaar liep een handgranaat naar mijn hoofd geslingerd te krijgen, maar dat mijn bedrijf ook opdrachten vanuit de overheid zou verliezen. Niets is minder waar. Integendeel. De opdrachten vanuit de overheid zijn juist toegenomen en als klap op de vuurpijl worden de rekeningen zelfs sneller betaald dan onder de vorige regering.

Voor veel zichzelf journalist noemende personen, is de journalistiek gewoon een baantje om brood op de plank te krijgen en stopt het nieuws voor hen om een uur of vier ’s middags wanneer ze de deur achter zich dicht trekken. Op persconferenties verwachten ze dat politici zondermeer het achterste van hun tong laten zien en het liefst zelf het touw aanreiken waarmee ze in de media kunnen worden gelyncht. Wanneer dit niet gebeurt, of wanneer een kabinetschef of een Cliff Limburg ze afblaft, schreeuwen ze moord en brand en onderdrukking van de pers. Flauwekul. Als je daar niet tegen kunt of niet weet hoe je aan je verhaal moet komen wanneer iemand weigert je te woord te staan, dan zit je in het verkeerde vak en moet je schaafijs gaan verkopen.

Natuurlijk is daar ook de olifant in de kamer waar niemand over praat. Voor journalisten is het een bittere pil om te moeten erkennen dat onder het bewind van dezelfde persoon die ruim dertig jaar geleden verantwoordelijk was voor de dood van onze vakbroeders en het opblazen van mediahuizen, er nu sprake is van persvrijheid. Dat die rekening nog moet worden vereffend staat buiten kijf, maar zouden wij deze discussie dertig jaar geleden zo openlijk hebben kunnen voeren?

Open brief aan de president

Beste president,

U heeft vaak gezegd dat u een man van het volk bent en dat al die poeha en gewichtigheid die bij uw functie hoort wat u betreft niet hoeft. Prima, dan kan ik de officiële Zijne Excellentie aanhef achterwege laten en gelijk met de deur in huis vallen. De taak van een columnist is om emoties los te maken en mensen tot denken aan te zetten. Hij is te vergelijken met de nar aan een middeleeuws hof. Daar waar elk ander zijn hoofd op het hakblok kwijt zou raken als hij de waarheid sprak of iets zei wat de koning niet zinde, was het aan de nar om met een kwinkslag datgene te zeggen wat gezegd moest worden.

In het verleden heb ik een paar columns geschreven waarin ik u op de korrel nam. Soms met een knipoog en mijn pen gedoopt in honing. Soms met een gefronste blik en mijn pen gedoopt in azijn. Het bezorgde mijn familie regelmatig slapeloze nachten. Niet geheel ten onrechte natuurlijk aangezien de laatste ontmoeting tussen u en mijn oom Bram Behr de familie nog vers voor ogen staat en omdat uw eigen hofnar Cliff Limburg een paar onaardige dingen over mij op de radio had gezegd. Maar, als je als columnist klappen uitdeelt, moet je niet zeuren als je klappen terugkrijgt. Laat ik me haasten om erbij te zeggen, het laatste natuurlijk in figuurlijke zin, want sommige van uw ston futu aanhangers gaan wel erg ver om u te verdedigen. Maar ik dwaal af.

De reden waarom ik mij tot u richt is omdat ik uw hulp nodig heb. Een collega columnist van mij, Emilio Palacio, is door een collega van u, President Rafael Correa van Ecuador, veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf en een boete van rond de vijftig miljoen Amerikaanse dollar, vanwege zijn kritische columns. U zult het met mij eens zijn dat dit natuurlijk te zot voor woorden is.

Onlangs was u vanwege de Celac summit op bezoek bij uw goede vriend Hugo Chavez. Zowel Ecuador als Suriname zijn lid van deze organisatie. Bij deze doe ik dan ook een beroep op u om uw collega Correa te bellen en hem duidelijk te maken dat het bedreigen van columnisten en journalisten zoooooo jaren tachtig is en echt niet meer van deze tijd. Wellicht dat u als voorzitter het gewicht van de Caricom in de strijd kunt gooien. “Luister Correa! Ben je helemaal besodemieterd? Deze rotzooi pikken wij als Caricom niet! Dus als de zaak tegen Emilio niet binnen een week is ingetrokken, trekt de Caricom zich terug uit de Celac en kunnen jullie stelletje Spaans ratelende retrodictators de boom in!” Iets van gelijke strekking, de invulling laat ik verder aan u over.

Naar sceptici, die menen dat u met uw verleden en met uw recente uitspraken naar de pers de actie van uw collega alleen maar toejuicht, wapper ik de gelekte brief van Klinker onder de neus waar hij u beschreef als “iemand die in begin jaren tachtig niets anders kon dan schieten op problemen, nu -rijper en wijzer en zeker ook schuldbewust- problemen met politieke instrumenten aanpakt.” Kijk, dat stemt hoopvol. Beste president, wanneer het u lukt om mijn collega te vrijwaren van vervolging beloof ik een dagje uw persoonlijke nar te komen spelen en een maand lang alleen maar lovende en lieve columns over u te schrijven.

Een hartelijke groet van uw toegenegen onderdaan,
Henry Carbière Falls

Boos

Ik heb een hekel aan Hindoestaanse films. De moderne versies zijn vaak schaamteloze kopietjes van Amerikaanse films. Mannen die zo uit een gay bar lijken te zijn gestapt, met keurig bijgeknipte stoppelbaarden, Gucci zonnebrillen, gestoken in strakke Armani pakken die, zonder dat er een lok van hun keurig gekapte haren in de war raakt, met één schot tien schurken tegelijk doodschieten. Natuurlijk zijn daar nog een paar dozijn mooie vrouwen, met lichtkleurige contactlenzen en met een, dankzij make up en lichteffecten, bijna roomblanke huid. Dan heb je nog de andere variant die je meestal in een paar zinnen kunt samenvatten. Man en vrouw verliefd op elkaar. Vrouw is afkomstig uit een lage kaste of arme familie. Familie van de man is boos. Man trouwt maar met een rijke vrouw. Arme vrouw springt van het dak. Tussendoor nog wat dans en gegil. The end.

Verschrikkelijk. Ze hebben op mij het effect van krassende nagels op een schoolbord. Een heleboel mensen zullen het niet met me eens zijn, maar de Ware Tijd betaalt vorstelijk voor mijn mening en die mag ik gelukkig ongezouten neerpennen. De afgelopen dagen is mijn afkeer niet alleen toegenomen maar is er ook een zorg bijgekomen. Want bestaat er een verband tussen al die Hindoestaanse jongeren die wanneer hun verkering uitgaat zichzelf van kant maken en het kijken naar dit soort overdreven dramatische films? Bestaat er een verband tussen dit soort films en het besluit je auto de Saramaccarivier in te rijden en jezelf met je drie kleine kinderen de dood in te jagen?

Het moge duidelijk zijn, ik ben boos. Het frustrerende is dat ik niet eens goed weet waar die woede op is gericht. Uiteraard, de man die deze demonische daad het afgelopen weekeinde heeft gepleegd is de hoofdoorzaak. Maar ook de discussie die daaruit voortkwam heeft daar zeker toe bijgedragen. 

“Die vrouw zal wel iets ergs hebben gedaan. We moeten niet oordelen voordat we weten wat dat is geweest.”

Deze opmerking die ik een paar keer heb gehoord heeft bijna mijn stoppen doen doorslaan. Een man pleegt een verschrikkelijke misdaad dus het zal wel de schuld van de vrouw zijn? En wat voor ergs kan deze vrouw in godsnaam hebben gedaan wat het vermoorden van drie kleine kinderen rechtvaardigt of zelfs maar verklaart? Heeft ze Jezus persoonlijk aan het hout genageld? Heeft ze 6 miljoen Joden vergast? Is ze de antichrist? Is ze Satan op hakken en in een rokje? 

Misschien is ze vreemd gegaan en zijn het niet zijn kinderen.”

De gedachte aan de angst en het gegil van de kinderen terwijl de auto naar de bodem van de rivier verdwijnt vult mijn hoofd en weerhoudt mij ervan om zelfs maar een poging te wagen om serieus op dit soort argumenten in te gaan. 

Dan deze. 

“Veel Hindoestanen geloven in reïncarnatie. Ze denken dat wanneer ze doodgaan ze terugkomen in een ander leven.” Ik geloof niet in reïncarnatie. In dit geval betreur ik dat. Ik zou met genoegen mijn voet planten op deze vader die in zijn volgend leven ongetwijfeld als kakkerlak zou zijn teruggekomen. 

Het willen aandragen van argumenten en mogelijke verklaringen voor het afschuwelijke voorval is voor velen een hulpmiddel om het een plaats ver van hun normale bestaan te kunnen geven. Het komt op mij over als het willen rechtvaardigen van een gruwelijke daad. De familie van de man is verbijsterd. Hij was een normale man die nooit vreemd gedrag had vertoond. De banaliteit van het kwaad. Dat maakt mij boos.

Sorry Gillmore

Ik ben slecht met cijfers. Wanneer ik een stuk voor me krijg met een heleboel cijfers en getallen, beginnen deze voor mijn ogen te draaien en raak ik het spoor volkomen bijster. Op kantoor de bedrijfsresultaten doornemen met mijn financiële mensen is dan ook voor alle betrokkenen een frustrerende ervaring. Voor mij omdat ik me super dom voel vanwege het feit dat ze mij alles minimaal tien keer uit moeten leggen, en voor hen omdat ze mij super dom vinden maar ze dat niet in mijn gezicht kunnen zeggen omdat ik de baas ben. Gelukkig weet ik er dankzij mijn Joods bloed en mijn ondernemers hart voor te zorgen dat er meer geld binnenkomt dan dat er wordt uitgegeven en voel ik goed aan wanneer iemand probeert me een oor aan te naaien.

Daarnaast is er nog die belangrijke les die ik van mijn docent statistiek heb meegekregen welke altijd in mijn gedachten oppopt wanneer er weer eens iemand voor mij staat te goochelen met grafieken en cijfers.
“Vertrouw alleen maar cijfers waar je zelf mee hebt gerommeld en die je zelf in elkaar hebt geflanst.”

De waarheid van deze woorden heb ik een tijd geleden nog mogen ervaren. Voor een nieuw agentschap van het bedrijf werd ik door de leverancier verzocht branche gebonden cijfermateriaal op te sturen. Daar geen enkele instantie in Suriname mij deze cijfers kon verschaffen, vertrouwde ik maar op mijn fingerspitzengefühl en knutselde ik een imposant uitziend stuk in elkaar vol mooie grafieken en tabellen. Twee weken later kreeg ik een mailtje van de leverancier waarin ze mij een compliment gaven voor het opgestuurde cijfermateriaal en dat hun accountantsafdeling op dezelfde resultaten als ik uitkwam. Zo zie je maar.

Iemand die gelukkig wel verstand van cijfertjes schijnt te hebben en naar ik hoop niet al te veel goochelt met getallen en rapporten is de president van de Centrale Bank van Suriname (CBvS), Gillmore Hoefdraad. De reacties van gerenommeerde internationale financiële organisaties met betrekking tot het Surinaams monetair beleid variëren van gematigd positief tot lovend. De monetaire reserves zijn toegenomen met ruim US$ 101 miljoen. Er is al geruime tijd rust op de valutamarkt en als ik de verslagen van de CBvS mag geloven lukt het Hoefdraad en zijn team om de inflatie binnen de perken te helpen houden. Petje af dus voor Hoefdraad.

Dat is wel eens anders geweest. Nog geen jaar geleden was er enorme consternatie toen bekend werd hoeveel Hoefdraad zou verdienen. Je kon geen radioprogramma of internetsite bezoeken of er werd schande gesproken over het in de ogen van velen exorbitante salaris dat hij zou krijgen. “Voor dat salaris hoop ik dat hij over een toverstaf beschikt!” Of Hoefdraad over een toverstaf beschikt weet ik niet, maar als ondernemer ben ik wel blij met datgene wat hij tot nu toe voor elkaar heeft gekregen. In Suriname zijn we snel geneigd iemand door de modder te slepen en af te kraken, maar wanneer het op excuses aankomt is het plots oorverdovend stil. Laat ik het nieuwe jaar dan maar goed beginnen. “Heer Hoefdraad, ten eerste de welgemeende excuses namens het volk van Suriname voor die vervelende periode van vorig jaar. Ten tweede, dank voor datgene wat u tot nu toe heeft gedaan. En ten derde, keep up the good work!”

Voila, nu ik vriendjes ben met de president van CBvS hoop ik dat hij mij uitnodigt om me te helpen het jaarverslag van mijn bedrijf te kunnen lezen en begrijpen.

De Antitheïst

“Georganiseerde religie is de belangrijkste bron van haat in de wereld. Het is gewelddadig, irrationeel, intolerant, moedigt aan tot racisme, tribalisme en onverdraagzaamheid. Ze investeert in onwetendheid, staat vijandig tegenover vrij onderzoek, minacht vrouwen en dringt zich op van kindsbeen af!”

Kijk, dat is wat je noemt met gestrekt been een debat induiken en een statement maken. Voordat ik weer één of andere zich in het kruis getast voelende gelovige aan de telefoon krijg, deze woorden zijn niet van mij afkomstig, maar komen uit de mond van de vorige week overleden Christopher Hitchens. De doorsnee Surinamer zal nooit van hem hebben gehoord, maar Hitchens was een schrijver, journalist en een columnist met een pen en een mening zo scherp als een scalpel. Enkele jaren geleden werd hij vijfde bij een internationale verkiezing voor de meest toonaangevende, invloedrijke intellectuelen. Zoals uit zijn bovenstaande woorden al blijkt, had hij een enorme afkeer van religie. Hij was een atheïst, of zoals hij zichzelf betitelde een antitheïst.

In zijn boek God is Not Great: How Religion Poisons Everything, somt hij de ellende en wantoestanden op die religie over de mensheid heeft uitgestort. Gelovigen die aanslagen plegen met vliegtuigen waarbij duizenden mensen het leven verliezen. Gelovigen die zichzelf opblazen tussen vrouwen en kinderen. Gelovigen die kleine kinderen misbruiken. Gelovigen die in oorlogen elkaar bij bosjes afmaken. Gelovigen met kerstmutsen op die ter meerdere eer en glorie van henzelf met draaiende camera’s zwervers op straat bespringen. Ok, dat laatste was een toevoeging van mij, maar het moge duidelijk zijn, door dit soort praktijken moet je soms met het schaamrood op de wangen toegeven dat je gelovig bent. Vraag de meeste mensen die beweren gelovig te zijn eens waar ze eigenlijk in geloven of neem de levensstijl van veel zogenaamde voorvechters van God eens onder de loep en je zou spontaan atheïst worden.

En toch zeg ik met de overtuiging en standvastigheid van een blok gewapend beton dat ik een gelovig mens ben. Wanneer ik over de rivier vaar en ik hoor de geluiden van het bos en ik zie de ondergaande zon, dan ervaar ik dat als een schouderklopje van God. Als ik denk aan het wonder dat ik recent nog mocht beleven, de geboorte van een kind, dan zie ik daarin een high-five van God. Of wanneer ik verdwaal in de glimlach en ogen van een mooie vrouw, dan zie ik ergens diep daarin een knipoogje van diezelfde God. 

Hitchens had gelijk, de naam van God is misbruikt om te moorden, te verkrachten, te plunderen en ga zo maar door. Maar deze zaken rijmen zich niet met de God die mij een thumbs-up geeft, wanneer ik volgende week op Aruba over een wit strand met wuivende palmbomen loop en ik met een cocktail in mijn hand over een blauwe zee staar waar de zon langzaam in verdwijnt.

Ik zou willen zeggen: rust zacht Hitchens, maar ik hoor zijn door drank en sigaretten gehavende stem al mompelen: “zit niet zo sentimenteel te zeiken Carbière. Ik slaap niet, ik ben dood!”
Het zal een bijzonder moment zijn wanneer Hitchens ooit eens wordt geconfronteerd met dezelfde God waar ik in geloof.

Religieus porno

Kerst haalt bij sommige mensen het slechtste naar boven. Dit werd vorige week weer eens bevestigd door een Surinaams programma dat op Apintie televisie werd uitgezonden. Een paar lokale televisiedominees, per definitie al het uitschot in de troebele poel van christelijke clubjes, bestormden met een paar van hun in kerstpakjes gestoken volgelingen een in een kartonnen doos slapende zwerver. Terwijl de man nog slaapdronken om zich heen keek, kreeg hij een camera en een microfoon in het gezicht geduwd. Alsof ze zich ervan wilden vergewissen of ze wel een echt zielige zwerver te pakken hadden, werd de arme man voor de draaiende camera ondervraagd hoelang hij al op straat woonde en wat de reden was van zijn neergang. Onder begeleiding van stichtelijk gitaargetokkel van één der dominees, vertelde de man met een beschaamd gezicht over zijn miserabel leven. Ternauwernood hun vreugde onderdrukkend dat de man inderdaad een ellendig bestaan lijdt, zongen de in kerstpakjes gestoken schapen een kerstlied, terwijl de dominees met kwezelachtige gezichten de man het volle evangelie van de Heer door de strot duwden.

Het is onvoorstelbaar, maar het programma werd gesponsord door een bedrijf dat zelfs reclame petjes en slippers beschikbaar had gesteld. Met gelukzalige lachjes alsof ze de man een plaatsje in het Koninkrijk Gods schonken, deden de dominees de man de gesponsorde ‘kostbaarheden’ om, waarna het clubje aan een vreugdedans begon. De zwerver keek met grote ogen naar het schouwspel en vervolgens vervuld met plaatsvervangende schaamte schichtig om zich heen in de hoop dat niemand hem met deze mensen zag. Zijn leven op straat had hem in contact gebracht met de nodige idioten, waanzinnigen en psychopaten, maar dit sloeg alles.

Het was religieus porno en het meest walgelijke wat ik ooit in mijn leven had gezien. Goed, als je een volgeling bent van dit soort figuren die er, dankzij door jou geschonken geld, een exorbitante levensstijl op na kunnen houden, valt er al te twijfelen aan je volle verstand. Maar dan nog moet er voldoende moreel besef in je zitten om met afschuw vervuld te zijn bij het zien van deze beelden. Jezus noemde dit soort figuren huichelaars, adderengebroed en witgekalkte graven. Van buiten mooi, maar van binnen vol rot en verderf. Als deze zichzelf verheerlijkende, zogenaamde christenen ook maar een grammetje oprechtheid in zich hadden, zouden ze het niet in hun hoofd halen zo een klucht op te voeren, maar veeleer naar wegen zoeken om mensen echt een hoopvolle boodschap te geven en behoeftigen op een waardige wijze te helpen zonder draaiende camera’s.

Aan het eind van het programma werd de melding gedaan dat de volgende aflevering met prostituees zal zijn. Televisiedominees en prostituees. Kijk, dat klinkt al een stuk vertrouwder. Ik heb nauwelijks een paar minuten naar het programma gekeken en ik kon met veel moeite voorkomen dat mijn maaginhoud naar boven kwam en over mijn salontafel werd uitgestort. Ik hoop dan ook dat de directie van Apintie weer bij hun volle verstand komt en ons volgende uitzendingen zal besparen. Het zal waarschijnlijk ijdele hoop zijn. Tenslotte is dit in essentie waar kerst voor velen om draait. Schijnheiligheid en commercie.

Castratie

Volgens de nieuwsberichten zijn verschillende hiv-besmette vrouwen onvrijwillig gesteriliseerd. Het was stof voor een interessante discussie tussen vrienden. De vrouwen schreeuwden moord en brand en de kreet nazi-praktijken vloog al snel door de lucht. Mijn opmerking dat ik me wel kon vinden in de gedachtegang van de artsen was als olie op een al laaiend vuur. “Hoe zou jij het vinden als je voor een blindedarmontsteking werd geopereerd en de arts ook gelijk je ballen wegknipte?!” Het verband tussen Hiv en een blindedarmontsteking ontging me enigszins en mijn ballen ben ik een paar ex-vriendinnen geleden al kwijtgeraakt, maar ik begreep hun punt. Wanneer ik op de operatietafel zou liggen, realiseert de arts zich dat wanneer hij ongevraagd aan mijn lichaam zou friemelen en naar eigen believen modificaties zou verrichten, mijn advocate hem een dusdanig proces zal aanspannen dat zijn achterkleinkinderen nog bezig zouden zijn de schadevergoeding te betalen. Vermoedelijk staat mijn geriefelijke plek op de maatschappelijke ladder in schril contrast met die van de dames in kwestie en meenden de artsen zonder overleg het nodige hak- en snijwerk aan hun lichamen te kunnen verrichten.

Maar er is ook een ander verschil waar het volgens mij om draait en waarom ik geneigd ben de kant van de artsen te kiezen. Wanneer ik als vrouw hiv zou hebben, zou geen haar op mijn hoofd eraan denken om zwanger te worden. Ja, ik besef dat overdracht van moeder op kind met de juiste medicatie tot een minimum kan worden beperkt, maar waarom het risico nemen? Hoe kan je als hiv-besmette moeder het risico willen lopen bewust zwanger te raken en de kans riskeren een kind met Hiv ter wereld brengen? Is dit alleen maar om jouw eigen behoeften te willen bevredigen en omdat het binnen jouw cultuur gebruikelijk is complete elftallen aan kinderen te produceren?

In de grotemensenwereld wordt hiv als een chronische ziekte gezien waar je in principe op een redelijk normale wijze oud mee kan worden. Dit geldt alleen als je de discipline hebt om tijdig de nodige remmers en medicijnen te slikken en er een gezonde levensstijl op na houdt.
Helaas leven we in een land waar je in het ziekenhuis al aan een griep dood kan gaan en waar met de regelmaat van de klok niet eens eenvoudige medicamenten voor suikerpatiënten in voorraad zijn. Daarnaast, als ik de mensen die zich bezighouden met hiv/aids bestrijding mag geloven, heerst er binnen bepaalde culturen een wantrouwen tegen westerse medicatie en zoekt men liever zijn toevlucht tot de alternatieve of traditionele geneeswijze. Ook komt het regelmatig voor dat iemand begint aan een kuur van remmers, zich voelt opknappen en vervolgens stopt met het slikken van de medicijnen omdat de persoon denkt dat hij genezen is.

Als arts heb je ook een verantwoording naar het welzijn van een ongeboren kind. Als je regelmatig met hiv besmette moeders wordt geconfronteerd die de ernst van hun status nauwelijks beseffen en heel erg makkelijk denken over het krijgen van kinderen, dan kan ik me voorstellen dat je vanuit je eigen verantwoordelijkheidsgevoel de zaak maar op slot gooit. Maar ik stel voor dat we dan ook een stapje verder gaan en degene aanpakken die er de schuld van zijn dat deze vrouwen besmet zijn geraakt. Wanneer deze heren op de operatietafel liggen voor één of andere aandoening is een castratie zonder overleg wat mij betreft ook geoorloofd.

Dierenvriend

Ik ben een dierenvriend. Ik kan met piepende banden remmen wanneer een kat of een hond de weg oversteekt en ik heb meer dan eens een slang gered uit de handen van een met houwers en stokken zwaaiende menigte. De liefde voor dieren heeft mijn dochter gelukkig geërfd. Regelmatig gaan we met een grote zak snacks naar het asiel, waar we de honden en katten voeren en dan is het voor zowel de dieren als mijn dochter feest. Ook in de Paramaribo Zoo zijn we vaste bezoekers. Als de ezels mijn dochter in de verte zien lopen, beginnen ze al te balken van vreugde bij de gedachte aan de verse appeltjes of sla die ze uit haar handen zullen verorberen.

Voor mij is het als vanzelfsprekend dat mensen goed voor dieren moeten zorgen. Je kan de ontwikkeling en beschaving van een maatschappij aflezen aan de manier hoe er met dieren wordt omgegaan en aan de wetten die de rechten en goede zorg van dieren waarborgen. Zonder Suriname gelijk aan het hout te nagelen, wil ik een voorval vermelden. Een tijdje geleden toen ik mijn dochter ophaalde van de opvang, werd ik geconfronteerd met lange gezichten. Terwijl mijn dochter met een verontwaardigde blik voor me stond, vertelde de juf wat er was gebeurd. Een meisje was bezig kleine insecten en mieren dood te maken en mijn dochter had haar gezegd dat ze moest stoppen omdat je geen dieren dood mag maken. Het meisje, een paar koppen groter dan mijn dochter, had haar uitgelachen en was vrolijk doorgegaan. Mijn dochter pakte vervolgens een plastic schop en gaf haar een dusdanig harde mep op het hoofd, dat de klap tot in Nickerie te horen was. Ik keek naar mijn dochter. Ik stak mijn vaste verhaal af over wanneer het wel en wanneer het niet geoorloofd was te vechten, tilde haar op en gaf haar een dikke knuffel en vertelde haar dat ik reuzetrots op haar was!

Voor mij is dit voorval kenmerkend voor veel Surinamers. Kleine kinderen gooien stenen naar honden en ouders kijken lachend toe. Honden en andere dieren worden verwaarloosd en als ze al te eten krijgen is het een bakje overgebleven bami met wat botjes dat voor ze wordt gesmeten. In de Zoo stikt het van de apen, uilen en andere dieren die een poot of een vleugel kwijt zijn dankzij schijtzakken die zichzelf jager noemen, maar met hun geweer niet eens een DAF truck zouden kunnen raken die een meter voor hun neus stond. Door dit soort waardeloze figuren wenste ik dat dieren terug konden schieten. Het vegetariërschap zou ik in dat geval dan maar voor lief nemen. Ik ben dan ook blij met de onderscheiding die dierenactiviste Cynthia Ashruf uit handen van onze geliefde president heeft mogen ontvangen. Zij en haar mensen gaan door roeien en ruiten om dieren een waardig bestaan te geven en brengen daarmee weer een beetje civilisatie in ons land.

Toch geloof ik in het voorbeeld van mijn dochter dat we als dierenliefhebbers meer onze tanden mogen laten zien. Wanneer we weer iemand langs de weg zien staan met een kooitje volgepropt met apen en raven, laten we hem dan eens na een flink pak slaag te hebben gegeven de hele dag in een klein hokje stoppen, in de brandende zon, met slechts een bakje water! Maar dat is de ellende. Dierenvrienden zijn beschaafde en geciviliseerde mensen en doen dit soort zaken niet. Toch?

Pijnlijk geluk

Mijn vrijgezellenleven lijkt een eeuwigheid geleden, maar toch kan ik mij de ergernis nog herinneren als ik bij vrienden met kleine kinderen op bezoek was. Vrienden die ooit eens boeiende en interessante carrières hadden, spraken de godganse avond over de kleur van de poep van hun kroost en of het boertje luid genoeg was. “Henry, wanneer begin jij aan kinderen? Je leven is niet compleet als je niet het geluk van het ouderschap hebt gekend!” Vervolgens werd mij een gepoederde baby in de armen gedrukt, gepaard gaande met “ooooh, aaaah” en “het staat je zoooooo goed!”
Ik kreeg er een sektarisch gevoel bij. Intelligente mensen die nergens meer belangstelling voor hadden, geestelijk afstompten en met tranen van vreugde door de kamer renden wanneer hun baby iets onverstaanbaars brabbelde. Ik kon niet begrijpen dat hun hele universum draaide om dat half hoopje mens dat in zijn volgescheten luier het hele huis bij elkaar lag te blèren. Dit lot moest iedereen ondergaan vonden ze. Iedereen moest toerteden tot het gelukkige-ouder-clubje. Hoofdschuddend schrapte ik de ‘happy family’ van mijn lijstje en leefde verder mijn leven. Totdat de natuur anders besliste en ik vader werd en daarmee toetrad tot de sekte die ik voorheen detesteerde.

Begrijp me niet verkeerd, ik ben altijd gek op kinderen geweest. Vooral op kleine meisjes. Dat klinkt ziek en vereist een nadere toelichting. Ik ben geen echte man. Bier vind ik walgelijk, ik heb geen verstand van auto’s, ik laat geen boeren, ik krab mijzelf slechts incidenteel in mijn kruis en ik haat voetbal. Als gevolg hiervan vind ik meisjes dus een stuk interessanter dan jongetjes. Je kan leuke gesprekjes met ze hebben, ze houden van knuffelen, doen niet zo stoer en hinderlijk als jongetjes en je hoeft niet met ze te voetballen. Ik dankte God dan ook op mijn knieën toen ik vader werd van een dochter.
En inderdaad, ook ik raakte in beroering van het ondefinieerbare gebrabbel van mijn dochter waarin ik toch echt ‘pappa’ hoorde en ook ik zat met mijn neus in de luiers om te zien wat de kleur van haar poep was. Ook ik verkondigde het evangelie van het gelukkige ouderschap aan eenieder die het maar wilde horen. Nog steeds vertel ik dat een kind je ongekende momenten van geluk en vreugde kan bezorgen, maar ik vertel er ook bij dat er momenten zijn van onvoorstelbare pijn en verdriet.
Twee weken geleden was er plotseling een enorme knobbel in de hals van mijn dochter die de artsen en specialisten enorme zorgen baarde. Ik moest rekening houden met kanker. De pijn, onmacht en frustratie die je als ouder dan voelt is met geen pen te beschrijven. Toen ik mijn dochter in het ziekenhuis voor een enorm röntgenapparaat zag staan, ik haar hand vasthield bij de bloedafname en andere testen, voelde ik letterlijk haar pijn en angst. Mijn hart brak. De anderhalve week die ik moest wachten op de uitslag wens ik zelfs mijn grootste vijand niet toe. Het moment dat de specialist mij met een zucht van verlichting vertelde dat de uitslag negatief was en het vermoedelijk een bacteriële infectie aan haar lymfklier betrof, voelde het aan alsof mijn dochter wederom was geboren en ik haar weer voor het eerst in mijn armen hield. Dat, aspirant-ouders, is het ouderschap. Het ene moment verkeer je in een duistere afgrond en het volgende moment sta je op de bergtoppen van geluk je hart uit je lijf te gillen van vreugde. Helaas kan het ook andersom.

Een zwak moment

Het was een telefoontje dat het hart van iedere ouder een paar seconden doet stilstaan. De onderwijzeres van mijn dochter belde of ik mijn dochter kon komen halen aangezien ze kookte van de koorts en onwel was. Thuis aangekomen bleek ze bijna 40 graden koorts te hebben en na haar een koude douche te hebben gegeven, verscheen er plotseling een bult zo groot als een tennisbal in haar nek. Na terstond de huisarts te hebben gecontact, kregen we zware antibiotica mee en wat andere medicijnen. Vermoedelijk was een klier ontstoken en de bult zou spoedig verdwijnen. Echter na enkele dagen, gepaard gaande met hoge koorts was de bult nog duidelijk te zien en jammerde mijn dochter van de pijn. Vanmorgen onderzocht de huisarts wederom mijn dochter.

Met de inleiding “ik wil je niet bang maken, maar…” somde hij enkele mogelijke oorzaken van de bult op. Ik voelde een ijskoude druppel langzaam langs mijn rug naar beneden glijden en de grond onder me wegzakken. Ik haalde diep adem en keek naar mijn dochter en vervolgens naar de arts. Ik zocht naar woorden, maar er kwam op dat moment niets in me op om te zeggen. “Ik bel de KNO-arts voor je. Dan kan je gelijk naar hem gaan,” zei de arts. Het was de langste rit uit mijn leven. 

Na aankomst in het ziekenhuis werden we vrijwel direct geholpen. Met een zorgelijk gezicht onderzocht de specialist mijn dochter en na de nodige zuchten kreeg ik te horen dat ik me geen zorgen hoefde te maken, maar dat hij gelijk een andere specialist zou bellen waar we direct naar toe konden gaan. Ook bij deze specialist werden we direct ontvangen. Terwijl hij mijn dochter onderzocht, zat ik in mijn hoofd te onderhandelen met God. Ik ben mij er terdege van bewust een heleboel van zijn regels te hebben overtreden, maar ik somde in gedachten ook de nodige zaken op waarmee ik ongetwijfeld punten bij Hem heb gescoord. Ook wilde ik geen loze beloften maken die ik misschien niet eens na zou kunnen komen en daarmee een nog grotere rampspoed over mij of mijn dochter zou afroepen. Ik voelde een woede in mij opkomen!

Als Hij toe zou laten dat er iets verschrikkelijks met mijn dochter zou gebeuren, dan…. De specialist onderbrak mijn gedachten die ik beschaamd wegdrukte. “Ik maak mij inderdaad zorgen. We gaan een paar grondige onderzoeken laten doen. Laat me een paar telefoontjes plegen dan kan je er gelijk werk van maken.” Binnen een uur hadden we echo’s en röntgenfoto’s gemaakt en had het laboratorium bloed afgenomen.

Terwijl mijn dochter na de prik van de zuster een stickertje mocht uitkiezen flitsten allerlei doemscenario’s door mijn hoofd en werden mijn ogen vochtig. “Waarom zijn er tranen in je ogen pappa. Heb je verdriet?” Ik veeg snel mijn ogen. “Ja, ik ben een beetje verdrietig omdat je pijn hebt.” Ze geeft me een brassa. “I love you pappa.” “I love you too. Wat wil je eten lieverd. Hamburger of roti”? “Roti!” Dan kijkt ze me smekend aan. “En mag ik cola”? Ik lach. Laat het maar aan mijn dochter over om misbruik te maken van een zwak moment bij mij. “Ja, je mag cola.” De specialist belooft me dat hij me de volgende ochtend zal bellen met het resultaat.

Midlife crisis

De voortekenen waren er al een tijdje, dus ik wist dat het er een keer van moest komen. Ondanks het vaker laten staan van een goed glas whisky en junkfood begon mijn buik behoorlijk uit te dijen. Mijn familiejuwelen welke tot voor kort fier en vol zelfvertrouwen onder mijn buik hingen, zijn inmiddels verschrompeld tot een uitgedroogd bosje knippa’s, welke door niemand de moeite waard wordt geacht te worden geplukt. En op mijn hoofd vermenigvuldigen de grijze haren zich nog sneller dan een konkoni vol steroïde. Op de bewuste dag huilde mijn dochter bijna hysterisch.

“Ga je nu snel dood?”

Het ergste is dat niemand je waarschuwt voor wat je te wachten staat. Voor elke aandoening, ziekte, verslaving of alternatieve levensstijl is er wel één of andere hulpgroep en zijn er duizenden boeken en naslagwerken. Maar ik voelde me eenzaam en verloren.

Al een paar nachten lig ik badend in het zweet naar het plafond te staren. Wat te doen met de dagen die mij nog resten in dit menselijke bestaan? Een oorbel nemen? Een tatoeage? Een Harley kopen en met een achttienjarige, langbenige schone achterop rondjes door de stad rijden? En wat heb ik nu eigenlijk bereikt in het leven? Goed, ik heb een leuk draaiend bedrijf opgericht. Heb flink gereisd en veel landen en culturen leren kennen. Heb van de nodige verboden vruchten gesnoept en ben er zonder al teveel kleerscheuren vanaf gekomen. Ik heb de zoete liefde van de vrouw mogen smaken en de bittere nasmaak die daar vaak op volgt. Heb God verloren en weer gevonden. Ik heb een pracht van een dochter gemaakt die mij iedere dag meevoert naar de top van de berg van geluk om mij vervolgens weer te duwen in het diepe dal van verdriet. Maar was dit het? Was dit mijn leven?

Ik denk aan de vrienden die mij zijn voorgegaan. Sommige aan vervelende ziektes. Anderen hebben zich kapotgedronken en een paar zijn al of niet terecht vermoord. Wanneer je jong bent denk je onsterfelijk te zijn. Het leven ligt voor je open en als in een rijpe, zoete manja, zet je je tanden erin en geniet je met volle teugen. Met de nodige diploma’s op zak, een indrukwekkende curriculum vitae en een goed gevulde bankrekening, ligt de wereld aan je voeten. En dan is plots dat moment daar. De steen des werkelijkheid waar je vol met je hoofd tegenaan knalt.

Terwijl ik op de bank lig te mijmeren over de dingen die ik nog had willen doen in mijn leven, een bestseller schrijven, een Oscar winnende documentaire maken en een keer trouwen, plopt er een mailtje van Pim de La Parra binnen.
“Aloha beste Henry. Gefeliciteerd met dit nieuwe begin! Het gezegde “Life begins at forty” is zeker niet onwaar, dat kan ik je uit eigen ondervinding bevestigen. Leer je depressies koesteren, ze zijn voorboden van een verruimend inzicht. Ga er vrolijk doorheen en onthoud dit: alleen intelligente mensen kennen depressies.” En met de woorden van deze levensgenieter pur sang nog nadreunend in mijn hoofd, loop ik naar mijn bar, schenk een flink glas Blue Label in en kijk in de spiegel. Ik ben 40 geworden. Maar ondanks mijn buikje, grijze haren en andere kwalen liggen mijn beste jaren nog voor me. Ik knipoog naar mezelf en met een paar slokken drink ik mijn midlife crisis weg.

Niets dan goeds

“Die saka saka is dood.” Het was een opmerkelijk overlijdensbericht dat een vrouw enkele jaren geleden na het overlijden van haar man in de krant had geplaatst. Het was stof voor dagenlange discussies aan menig borreltafel. Veel mensen waren de mening toegedaan dat het ongepast was. Immers, over de doden niets dan goeds. Een enkeling, onder wie uw toegewijde columnist, kon het wel waarderen. Wie weet wat voor ellende de vrouw jarenlang heeft moeten verduren van haar man.

Soms lees ik in overlijdensberichten de meest lovende woorden over mensen van wie ik weet dat de wereld een stuk plezieriger zou zijn geweest wanneer ze eerder onder de grond waren gestopt. Waarom positief schrijven over mensen die enorme hufters zijn geweest in hun leven? De man die mij als kind met gebroken botten het ziekenhuis insloeg en zeer creatief was in het vergallen van mijn jeugd, wenste ik jarenlang een zeer langzame en pijnlijke dood toe. Op de dag dat hij dood neervalt en mensen allerlei lovende en positieve berichtjes over hem schrijven, overweeg ik serieus een bericht te plaatsen welke die van de eerdergenoemde dame zal doen verbleken. Of het over het paard getild rotventje dat zonder rijbewijs en door te hard rijden een man en zijn zwangere vrouw doodreed, dankzij zijn mammie zijn straf wist te ontlopen, om vervolgens een jaar later wederom door roekeloos rijgedrag iemand anders dood te rijden. Als het recht eindelijk zegeviert doordat hij met zijn auto met 180 km per uur tegen een blok gewapend beton opknalt, wat voor berichten zullen er dan verschijnen? “Hij was een goede jongen. Altijd lief voor zijn moeder en zeer sociaal bewogen.” Of recent het zevenjarig meisje dat door haar vader en haar oom zodanig is verkracht dat zij volledig uitgescheurd een maand lang in het ziekenhuis heeft gelegen en men vreesde dat zij als gevolg van de verkrachting met hiv was besmet. Wat voor berichten zullen verschijnen wanneer beide heren door hun medegevangenen dusdanig worden verwelkomd dat ze als gevolg hiervan het tijdelijke met het eeuwige verwisselen? “Onze lieve vader en oom. Groot was hun liefde. Groot het verdriet.”


Nieuwsgierig naar de reacties uit mijn omgeving heb ik met een vriend weleens gekscherend gesproken over het in scène zetten van mijn overlijden. Afgezien van een enkele ex die met vreugde om mijn graf zal dansen, hoop ik dat er ook mensen zullen zijn die oprecht een traantje zullen laten. Maar als man van het woord, ben ik vooral nieuwsgierig naar de overlijdensberichten. Er zijn mensen die kennis hebben gemaakt met mijn duistere kant en mijn bloed wel kunnen drinken. Te mijner verdediging, dit hebben zij geheel over zichzelf uitgeroepen. Zullen ook zij berichtjes plaatsen vol mooie woorden en lofprijzingen aan mijn adres? Volgens mij ga ik bij het lezen daarvan alsnog dood van het lachen.


hé op de dag van mijn begrafenis
als het gat gegraven is
wil ik liever geen bezoek aan huis
blijf die dag maar lekker thuis
maar kom maar langs
kom maar langs
kom maar langs
nu ik nog leef
op mijn grafsteen hé aan het eind
in mijn advertentie, zwart omlijnd
wil ik geen woorden als diepgeliefd, geen innig bemind
ik wil geen rust in vrede
op mijn lint
hé noem me lief
nu ik nog leef
noem me lief
nu ik nog leef.-.
(Harrie Jekkers: Nu ik nog leef)

De kwetsbaren

Ondanks mijn wantrouwen jegens kerkleiders, voelde ik toch een zekere mate van deernis voor bisschop De Bekker toen ik enkele citaten uit zijn nachtmis hoorde. De Heilige Stoel zal hem ook wel een exemplaar hebben gestuurd van het vorige week verschenen rapport van de commissie-Deetman. Deze commissie is gevraagd om een onafhankelijk onderzoek uit te voeren naar de omvang, aard en gevolgen van seksueel misbruik door Nederlandse geestelijken van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk en naar de befaamde doofpotcultuur die binnen de kerk heerst.

In het rapport is een lijst van namen opgenomen van ruim duizend collega’s van De Bekker, die zich schuldig hebben gemaakt aan het misbruiken van duizenden aan hun zorg toevertrouwde kinderen. Ook in Suriname zijn er tientallen Surinaamse kinderen door Nederlandse paters en geestelijken misbruikt. In het 1200 pagina’s tellend rapport wordt de Rooms-Katholieke Kerk aan het kruis genageld en wordt er een beeld geschetst van een internationaal netwerk van pedofielen met machtige en duistere connecties. Want ondanks het feit dat de namen van veel van de daders bekend zijn, lopen de meeste van hen nog vrij rond of zijn ze overgeplaatst naar andere gebieden of landen waar ze in veel gevallen de verspreiding van de heerlijkheid Gods op hun eigen perverse wijze vrolijk voortzetten.

Het moet een behoorlijk bittere pil zijn geweest voor De Bekker. Deed hij een tijd geleden de meldingen van misbruik binnen de kerk nog af als een “modegril” en zei hij dat hij absoluut niet van plan was een mea culpa uit te spreken namens de kerk, nu wordt hij met zijn neus op de harde feiten gedrukt. Volgens het rapport zijn er tussen 1940 en 2010 naar schatting 20.000(!) kinderen verkracht en aangerand door Nederlandse Rooms-Katholieke geestelijken. De Bekker moet zwetend achter zijn bureau hebben gezeten toen hij bezig was met de voorbereiding van de mis. Kent hij een paar van de mannen die zich hebben vergrepen aan koorknaapjes? Zouden er onder de toehoorders personen zijn die als kind een traumatische ervaring hebben opgelopen in dezelfde kerk waar hij de mis zal opdragen? Dankzij het internet zullen Surinaamse journalisten, althans degene die hun vak serieus nemen, inmiddels ook al over een kopie van het rapport beschikken. Komen die weer met lastige vragen?
De arme man. Ik hoor hem bijna zuchten terwijl hij vertwijfelt naar het kruis aan de muur staart.

“God kiest voor de kwetsbaren,” sprak hij tijdens de mis. Ik was even in verwarring. Bedoelde hij de duizenden misbruikte kinderen, of bedoelde hij zijn collega’s die met naam en toenaam in het rapport worden genoemd? Binnen de kerk is het volgens het rapport namelijk gebruikelijk de daders als slachtoffers te bezien met menselijke zwakheden en gevallen van misbruik onder de mijter te houden. Terwijl De Bekker sprak over de betekenis van Jezus voor onze tijd, borrelde er een verontrustende gedachte in mij op. Wat zou de betekenis van Jezus vandaag de dag zijn geweest, als hij een paar decennia geleden was geboren en Jozef en Maria de zorg over hem aan één van de in het rapport genoemde collega’s van De Bekker hadden toevertrouwd?

Food for thought.

Marilyn

“Ik ga sterven.” Het zijn geen woorden die je verwacht te horen uit de mond van een mooie 22- jarige jonge vrouw. Ruim 4 jaar lang heeft de dood een gruwelijk kat-en muisspelletje gespeeld met Marilyn. Momenten van pijn en sombere vooruitzichten werden afgewisseld met momenten van hoop. Vorige week had de dood genoeg van zijn morbide spel en rukte hij Marilyn weg uit dit bestaan. Diezelfde week bereikte ons het nieuws dat Ben Nuboer ons eveneens was komen te ontvallen. Ben en Marilyn hebben de strijd verloren van dezelfde gruwelijke ziekte. Ogenschijnlijk was dit de enige overeenkomst tussen de twee. Bij Ben kwamen de krantenpapier tekort om de vele overlijdensberichten en adhesiebetuigingen af te drukken. Voor Marilyn waren er welgeteld 2 kleine berichtjes, weggemoffeld en letterlijk in de schaduw van Ben. Terwijl Ben in een Amerikaans ziekenhuis een topbehandeling kreeg, lag Marilyn in een lokaal ziekenhuis weg te rotten.

Marilyn kwam uit een eenvoudig gezin en heeft geen fabrieken gebouwd, had geen bestuursfuncties en was geen Rotarian. De behandeling in het ziekenhuis was dan ook navenant. Door een blunder van het medisch personeel geraakte ze in een vrijwel comateuze staat. Daarnaast trof haar familie haar regelmatig badend in het zweet en met uitdrogingsverschijnselen aan, omdat het ziekenhuispersoneel vergeten was de gordijnen te sluiten en zij urenlang in de brandende zon lag. Toch was er een overeenkomst tussen Marilyn en Ben. Ben had een enorme drive en wilskracht die bergen kon verzetten. Marilyn had dezelfde kracht op haar manier. Ze putte kracht uit haar geloof en was ervan overtuigd dat dit leven niet alles was en dat haar Schepper andere plannen heeft met haar en met ons bestaan. De manier waarop iemand de dood onder ogen ziet, zegt veel over het karakter van een persoon. Terwijl Marilyn zich realiseerde dat haar dagen op aarde geteld waren, bleef ze sterk en vrolijk. “Niet verdrietig zijn! We zien elkaar spoedig weer terug.” Het getuigt niet alleen van een enorm geloof, maar ook van een enorme kracht om op zo een jonge leeftijd de dood recht in de ogen te kunnen kijken en te lachen.

Op de begrafenis van Marilyn keek ik naar de andere aanwezigen. Geen klinkende namen, directeuren, politici of andere ‘boven-ons-gestelden’. Het was een sobere plechtigheid met een eenvoudige, maar mooie en aanmoedigende toespraak over het korte leven van Marilyn en haar dromen. De moeder van Marilyn stond met een glimlach op haar gezicht en gaf de mensen die kwamen condoleren een omhelzing en een aanmoedigend en vertroostend woord. Het was de omgekeerde wereld. Je zag hoe trots ze was op haar dochter en dat ze in de geest van Marilyn dezelfde kracht en energie wilde doorgeven aan anderen. Terwijl we langs de kleine kist schuifelden met een foto van Marilyn daarop, schoot ik vol. De tranen stonden in mijn ogen en ik had een brok in mijn keel. Als ik iets zou zeggen, zou ik uitbarsten in tranen en gesnik. Ik gaf de moeder een hand en stootte een paar keelklanken uit. Ze zag de tranen in mijn ogen. Ze glimlachte en vervolgens omhelsden we elkaar. Marilyn had geen klinkende titels en heeft geen multinational opgezet, maar in haar eigen universum heeft ze het hart van velen beroerd en is ze een bron van inspiratie. Rust zacht Marilyn en mag Jehovah je gedenken.