Het Barbie gevaar

Ik maak me zorgen. Niet over de alsmaar stijgende benzineprijs of over de onzinnige uitspraken van Panka met betrekking tot de criminaliteit. Nee, deze zaken kunnen me, om maar in de geest van het laatste te blijven, gestolen worden. Ik maak me zorgen over mijn vijfjarige dochter. Ik heb een pracht van een dochter. Ze heeft een lichtkleurige huid met net dat tintje bruin erin om haar een exotische uitstraling te geven. Daarnaast heeft ze een enorme bos goudbruine krullen waar iedereen vol genot zijn of haar handen in stopt. Echter tot mijn stomme verbazing vertelde ze me onlangs dat ze blond en glad haar wilde hebben en een blanke huid. Terwijl ze dit zei, liep ze naar een kraan, maakte heur haar nat en vertelde me met een stralend gezicht dat het zo net leek of ze glad haar had.

Ik realiseer me dat een vijfjarige van nu anders is dan toen ik vijf was. Mijn dochter van vijf komt thuis met verhalen over de borsten van Shakira, of met de vraag wanneer ik een beha voor haar koop en waarom vrouwen hun poenies scheren. Toen ik haar vorige week van school afhaalde vroeg ze me of seks leuk is. Zulke vragen van je dochter wiens luier je tot voor kort nog hebt verschoond gaan je niet in de koude kleren zitten en het is niet ondenkbaar dat ik van schrik een fietser omver heb gereden.
Als moderne vader praat ik veel met mijn dochter en probeer ik alles op een eerlijke en respectvolle wijze aan haar uit te leggen. Wanneer ze iets niet van mij mag of wanneer ze straf heeft gekregen, redeneer ik met haar en probeer ik haar duidelijk te maken waarom ik op een bepaalde manier heb gehandeld of besloten. Ik ben selectief in wat voor speelgoed ik voor haar koop en wanneer ze bij de DVD-Chinees films mag uitkiezen ben ik nog strenger dan onze censoren in de jaren tachtig. Geen geweld, geen gevloek, niet al te veel hocus pocus en het griezelgehalte mag niet hoger liggen dan de heks uit Sneeuwwitje. Toch is er een groter gevaar onder mijn radar gevlogen.

Het begon op een zaterdagochtend in een speelgoedzaak waar mijn dochter na drie weken zeuren een nieuwe pop mocht uitkiezen. Na een half uur gepieker alsof ze bezig was een oplossing voor de honger in de wereld te bedenken, kwam ze triomfantelijk aangelopen met een pop. Een Barbie met lang blond haar, een taille die generaties vrouwen anorexia nervosa heeft bezorgd, blauwe ogen, lange wimpers en de nodige vrouwen prullaria. Iets begon bij me te dagen.

“Heeft u ook een donkere?” vroeg ik de verkoopster, die me vervolgens met dezelfde glazige blik aankeek als de pop in mijn hand.
“Hoe bedoelt u?”
“Ik bedoel een donkere pop. Een creoolse.”
De verkoopster en mijn dochter keken elkaar aan.
“Euuh… Nee, die hebben wij niet.”
Ik had een missie.

Twee speelgoedzaken en ongeveer vijftig blonde en roomblanke poppen verder had ik beet. Althans. Onder een laag stof kwam er een donkere Barbie tevoorschijn. Weliswaar met lang, glad haar waar een maand straighten voor nodig is geweest en met dezelfde onmenselijke taille, maar onmiskenbaar een donkere pop.

“Asjeblief!” zei ik stralend, terwijl ik de pop aan mijn dochter gaf. Mijn dochter keek beteuterd naar de donkere pop, vervolgens naar de tientallen andere blonde exemplaren op de schrap, vervolgens weer naar de donkere pop, en toen naar mij.

“Ik vind deze stom.”

Ik voelde mijn bloeddruk omhoogschieten en er begon een rode waas voor mijn ogen te komen. Voordat ik in handboeien afgevoerd zou worden omdat ik mijn dochter in de zaak met een pop op haar hoofd had geslagen, telde ik tot tien en vroeg haar waarom ze deze stom vond. Mijn dochter keek naar de pop en vervolgens naar mijn gezicht. Waarschijnlijk zag ze de stoom uit mijn oren komen en zag ze een adertje bij mijn slaap die op knappen stond. Ze koos eieren voor haar geld.

“Ik vind haar jurk stom.”

Het werd de donkere pop.

Thuis aangekomen ging ik op zoek naar het gevaar dat heimelijk mijn huis en het hoofd van mijn dochter was binnengedrongen. Op haar destijds zo onschuldig ogende Princess-schooltas lachten blonde, slanke, roomblanke schoonheden mij toe. Hetzelfde gold voor haar broodtrommeltje, drinkbeker, schriften, potloden en tientallen DVD’s. In de geest van mijn prachtige dochter, door wiens aderen een cocktail van etnisch bloed stroomt, wordt door Disney en andere Westerse media het idee gestampt dat blond, slank en blank het schoonheidsideaal is.

Een speurtocht op het internet maakte me duidelijk dat ik gelukkig niet de enige ben die zich hieraan ergert en zich zorgen maakt. Diverse organisaties bieden tekenfilms en boeken aan voor kinderen waar de helden een tintje of een afro hebben en niet alleen de slechterik of het domme vriendje. Tijd voor tegengif en Barbie in de ban. God, wat mis ik Dora.

Antwoord aan Sandew Hira

Met genoegen heb ik de reactie van collega Sandew Hira gelezen op mijn vorige column. Ik heb in mijn column mijn in Amerika opgedane ervaringen en mijn gedachten over de herstelbetalingen van de slavernij beschreven. Geen verzinsels, maar waarnemingen van succesvolle zwarten in Atlanta die zich niet in een slachtofferrol laten duwen. Ik heb een column geschreven en geen wetenschappelijk betoog of recensie van het werk van Armand Zunder, welke ik inderdaad nog niet heb gelezen. Ik heb echter wel het werk gelezen van Randall Robinson: The Debt: What America owes to the black. De discussie die Armand Zunder en Hira Sandew doen opflikkeren is niets nieuws en is al jaren geleden uitgekauwd in Amerika. Dus ja, ik heb ruim de gelegenheid gehad om een mening te vormen over dit onderwerp.

Voorstanders van herstelbetalingen van de slavernij verwijzen altijd naar de herstelbetalingen aan de Joden na WOII. Deze vergelijking klopt niet. Ten eerste was de Holocaust gericht op de stelselmatige vernietiging van het Joodse ras. Dit was nooit het geval bij de slaven. Deze waren ten slotte bezit en als zodanig moest de investering terug worden verdiend. De slaven moesten worden uitgebuit, niet uitgeroeid. Weliswaar lag het één, zoals de geschiedenis ons laat zien, vaak in het verlengde van de ander. Ten tweede speelde de Holocaust zich af binnen een tijdsbestek van enkele jaren. Dat wil zeggen dat een Jood al zijn bezittingen kwijtraakte, vervolgens met zijn familie naar een concentratiekamp werd afgevoerd, zijn hele familie voor zijn ogen werd uitgemoord en als hij het ‘geluk’ had dit alles te overleven, dan stond hij volledig berooid op straat. Voor onder andere dit soort situaties werd de regeling getroffen voor herstelbetalingen, welke overigens om principiële redenen door menig overlevende van de Holocaust resoluut werd geweigerd. Beweren Sandew en Zunder dat wij als nazaten van de slaven een vergelijkbaar lijden ondergaan vanwege het aangedane leed van onze voorouders meer dan 200 jaar geleden? In zijn betoog haalt Sandew aan dat een slachtoffer gecompenseerd moet worden voor leed en schade van een misdrijf. Volledig mee eens. Maar wie kan heden ten dage claimen direct schade te hebben geleden of een slachtoffer te zijn van de slavernij?

Als de academicus die hij is, stort Sandew een stortvloed aan cijfermateriaal over ons heen’ afkomstig uit het werk van Zunder om aan te tonen dat Nederland heeft geprofiteerd van de slavernij. Het uiteindelijke bedrag waar Zunder op uitkomt is 50 miljard euro. Een claim die Zunder overigens enkele jaren geleden nog had gesteld op 379 miljard euro. Sandew werpt mij voor de voeten dat ik geen feiten heb aangedragen in mijn column. Mijn waarde collega Sandew, mijn column en de discussie gaan ook niet over de rijkdommen die Nederland en diverse Nederlandse bedrijven over de ruggen van onze voorouders hebben vergaard. Dat zal niemand die zich ook maar enigszins in de Surinaamse en Nederlandse geschiedenis heeft verdiept, betwisten. De discussie is of wij als de nazaten aanspraak moeten, willen of kunnen maken op herstelbetalingen vanwege leed dat ruim 200 jaar geleden onze voorouders is aangedaan. En die discussie is niet louter gestoeld op feitenmateriaal maar op waarden en principes. Sandew en Zunder gaan ervan uit dat op grond van het materiaal dat zij aandragen, herstelbetalingen een automatisch gevolg daarvan zijn.
Neen is en blijft mijn mening. Omdat wij als nakomelingen geen recht hebben om geld te claimen voor iets dat zich honderden jaren geleden heeft afgespeeld en om principiële redenen, want zoals Shelby Steel een zwarte Amerikaanse onderzoeker en schrijver het zegt: when you trade on the past victimisation of your own people, you trade honour for dollars.

Daarnaast claimt Sandew dat ik iemands intellectuele vermogen koppel aan zijn levensstijl of verschijning. Ik moest mijn column even opnieuw lezen, maar ik begrijp nog steeds niet hoe hij tot die conclusie is gekomen. Mijn argument is dat deze jongeren de kansen die zij hebben verkwanselen door hun gedrag en handelingen. Wellicht in het over gesubsidieerde academisch wereldje waarin Sandew leeft, kan je als hoogleraar of wetenschapper als een geniale, excentrieke curiositeit overkomen met vlechtjes en een neusring. Maar ik nodig Sandew uit eens uit zijn academische ivoren torentje af te dalen en de dagelijkse werkelijkheid tot hem te laten doordringen. Een jongeman met tatoeages tot in zijn nek, vlechtjes en piercings komt niet eens in aanmerking om rekken te vullen in een supermarkt, laat staan dat hij een serieus bestaan kan opbouwen met een goede baan. Je kan dan een betoog houden over cultuur en vrije expressie of zelfs een bul overhandigen, maar je komt niet aan de bak. Onrechtvaardig? Zeker. Maar de bittere werkelijkheid.

Gedurende de slavernij heeft men geprobeerd de geest en het zelfstandig denken van onze voorouders te breken. Het heeft ons lange tijd gekost om dit te herstellen en te komen waar we nu zijn. Mensen die hun denken en doen in eigen hand hebben. Over hun eigen lot kunnen beschikken. Moeten wij nu weer in een knechtpositie terecht komen door om geld te vragen omdat wij als ras zogenaamd zielig zijn en in een achtergestelde positie verkeren?

In de kern zijn Sandew Hira, Armand Zunder en ik het met elkaar eens. De slavernij periode was een ongekende misdaad tegen de menselijkheid. Net zoals het bagatelliseren, vergoelijken of het niet of niet op de juiste wijze doorgeven van al datgene wat zich gedurende die periode heeft afgespeeld. Echter door de harde eis van herstelbetalingen op tafel te leggen, wordt de aandacht volledig afgeleid van de boodschap en wordt deze volledig ontkracht. Er wordt weer gekscherend gesproken over ‘die negers’ die op een makkelijke manier geld willen hebben voor iets dat zich honderden jaren geleden heeft afgespeeld.

“It is time for blacks to begin the shift from a wartime to a peacetime identity, from fighting for opportunity to the seizing of it.” Wederom woorden van Shelby Steel. De meeste van ons hebben genoeg gelegenheden die we kunnen benutten en aangrijpen om succesvol te zijn. Het verhaal van de herstelbetalingen kan bij onze jongeren weer de geest oproepen van de witte man die ons onderdrukt en waardoor wij in een vermeend benadeelde en slechte positie verkeren. En dat is verkeerd. Het slaat hen weer in de mentale ketenen waar we jaren geleden juist van zijn bevrijd.

De gedachte van mijn vorige column is dat wij als zwarte gemeenschap in de positie zijn om alles te doen en te bereiken wat in ons vermogen ligt. Dat is de boodschap die wij aan onze jongeren moeten overdragen. Grijp de mogelijkheden aan om te studeren en je te ontwikkelen. Probeer je op te trekken aan mensen die het beste in je naar boven halen en die je inspireren. Leer uit het verleden, maar laat het je niet beteugelen. Onze voorouders zijn niet gezweept, vernederd, over boord geworpen, zodat een paar honderd jaar later hun kinderen een cheque konden ontvangen. Groei op tot trotse en sterke mensen waar zij trots op zouden zijn geweest. Dat is hun werkelijke beloning en hun nalatenschap. De enige schuld die ingelost moet worden, is de schuld die wij hebben bij de oudere generaties om de verworvenheden waar zij voor hebben gevochten ten volle te benutten.

Drogredenen

De gebeurtenissen rond de A-Combinatie boden mij genoeg stof om in een recordtijd een pracht van een nieuwe column te schrijven. Al mijn verbazing, ergernissen en afkeuring rond het gebeuren kon ik erin kwijt. Ik popelde om dit tekstje vol venijn en kritiek naar de redactie te sturen, maar ik heb de gewoonte om een column een paar uur te laten “rijpen” voordat ik hem opstuur. Noem het een literaire dwangneurose, maar zowel de inhoud, als de opbouw van wat ik schrijf moet kloppen. Ik ben opgevoed met de regel dat wanneer je iets doet, je het goed moet doen. Deze levensfilosofie maakt mijn leven in “no span”-Suriname niet altijd even makkelijk.

Het debacle rond de A-Combinatie was dan ook aanleiding voor een flinke stijging van mijn bloeddruk. Er is al genoeg over gezegd en geschreven, dus ik zal er niet te veel over uitweiden. Maar een politieke partij die niet eens in staat is om zich aan de regels voor registratie te houden, vervolgens aankomt met allerlei drogredenen om deze blunder goed te praten en dan ook nog meent de president te kunnen bellen om iets te regelen, verdient het absoluut niet om plaats te mogen nemen in welk college van staat dan ook. Niemand, behalve de A-Combinatie zelf valt iets te verwijten en mocht dankzij juridische spitsvondigheden of politieke belangen de A-Combinatie in de betwiste districten toch worden toegelaten dan gaan we een zeer spannende tijd tegemoet.

Uiteraard is de situatie rond de A-Combinatie het gesprek van de dag en de algemene opinie is dat de leiding van deze combinatie heeft geblunderd en de gevolgen daarvan maar moet accepteren. Maar de kritiek heeft in veel gevallen een hele nare ondertoon en heeft mij mijn oorspronkelijke column doen herschrijven.

Ik ben een overtuigd misantroop. In mijn optiek deugen de meeste mensen niet en zijn veel mensen onbetrouwbaar en egoïstisch. Ik maak daarin echter geen onderscheid tussen afkomst en ras. Boven mijn bureau hangt een sticker die ik jaren geleden heb gekregen met de tekst: Ik ben onbevooroordeeld. Ik haat iedereen. Ik zag in mijn ergernis simpelweg een paar politici die enorm hadden geblunderd, hun zaken niet op orde hadden en in het geval van Ronnie Brunswijk een parvenu die als een hork mensen toebeet en de schuld bij iedereen behalve zichzelf zocht.

De opmerkingen die ik om mij heen hoorde waren echter zeer racistisch en stereotiep. Nu ben ik na ruim vijftien jaar Suriname zo langzamerhand wel iets gewend, maar ik had het zelden zo openlijk meegemaakt. Volkomen vreemden spraken mij aan om een opmerking te maken over “die bosnegers”. Relaties die onder de noemer keurige burgers vallen, drukten zich genuanceerder maar niet minder bedenkelijk uit. “Ach ja, je kunt ze een goede studie laten volgen en een mooi pak aan doen, maar ze ontberen klasse en beschaving.”

Vandaag werd ik op kantoor geconfronteerd met een andere pijnlijke situatie. Een klant weigerde één van mijn creoolse medewerkers te ontvangen en wenste alleen een andere lichtkleurige binnen te laten. Toen ik in woede ontstak, legde mijn assistente uit dat de klant in kwestie was beroofd, vermoedelijk door binnenlandbewoners. Complete generaties binnenlandbewoners zijn onder erbarmelijke omstandigheden opgegroeid in de stad. Helaas zijn de verleidingen en verlokkingen van de stad voor enkele van deze groep te groot en gebruiken zij geweld om zich bepaalde zaken toe te eigenen. Geen band meer met het binnenland en geconfronteerd met wantrouwen en openlijke racisme in de stad. Les Misérables van Suriname. Het verbaast me dat deze situatie niet meer Sampies heeft voortgebracht.

Met dit in gedachten betreur ik het dat het binnenland niet op een goede manier wordt vertegenwoordigd. Er zijn legio hardwerkende en goed opgeleide binnenlandbewoners die de achterstand van hun mensen op goede wijze kunnen aanpakken en hun achterban op een eerbiedige manier kunnen representeren. Echter zullen zij, net zoals dat voor de andere politieke partijen geldt, zich moeten ontdoen van de oude politieke garde die louter hun eigen belang schijnt te dienen en om ons van het beeld af te helpen dat een figuur als Ronnie Brunswijk het beste is dat het binnenland voort kan brengen.