Lamlendig

“Hallo?”

“Hi Carbière. Alles goed? De vp heeft je nodig. Kan je binnen een half uur op het kabinet zijn?” Ik stootte een keelklank uit die voor een ‘ja’ moest doorgaan en keek vanonder mijn lakens met rooddoorlopen ogen en een bonkend hoofd naar de klok. Zaterdagochtend, zeven uur! Het was de week na de inauguratie van president Bouterse en vicepresident Ameerali. Ik ken de vp vanaf de tijd dat hij vz was van de Kamer van Koophandel en Fabrieken (KKF). Een harde en energieke werker en een ondernemer pur sang.

“Jeetje, wat doe je me aan? Nu moet ik dus alleen maar positief en aardig gaan schrijven over de regering?” grapte ik toen we elkaar spraken vlak voordat bekend werd dat hij kandidaat was gesteld.
“Zeur niet Carbière, jij blijft gewoon lekker je ding doen!”

Die bewuste zaterdagochtend was er een brainstormsessie met de leden van zijn kabinet. Terwijl mijn dochter gezellig bij “oom Robert, de vieze president” op schoot zat en aan zijn baard zat te plukken, mocht ik ongezouten mijn mening geven over zaken regarderende mijn professie en actuele zaken in het land. Ondanks het vroege tijdstip bruiste het van de activiteit en heerste er een sfeer van aanpakken. Ik heb totaal geen geloof en vertrouwen in welke politicus of politieke partij dan ook, maar ik sta wel als een blok achter Ameerali. De eerste weken vond er op zijn kabinet een ware slachting plaats. Alle ambtenaren met een zeven-even mentaliteit of die niet flexibel waren en het hoge werktempo van de vp niet konden bijbenen werden overgeplaatst en vervangen door jonge mensen met een frisse geest. Knelpunten werden geïdentificeerd. Werkgroepen met capabele mensen werden ingesteld. Een jarenlange achterstand aan vergunningsaanvragen en overige nog te tekenen stukken en documenten werd in een recordtempo weggewerkt. Openheid en transparantie was het adagium. Voordat Ameerali voorzitter werd van de KKF, was het een obscuur clubje welke onder zijn bewind werd getransformeerd tot een dynamische en open organisatie. Ik hoopte dat hij hetzelfde voor elkaar zou krijgen met de N.V. Suriname.

Helaas raakte hij al snel verstrikt in de stroperige en onzichtbare hand die het land al decennialang in de greep lijkt te hebben. Partijpolitiek, grote ego’s, lange tenen, driedubbele agenda’s, binnenkamertjespolitiek, bureaucratie en ga nog maar even door. Ameerali is het type ruwe bolster, blanke pit en hij schiet je zijn mening onverbloemd tussen de ogen. En tja, daar maak je in Suriname niet veel vrienden mee.

Dan is er een ander probleem waar ik vorige week persoonlijk mee werd geconfronteerd. Voor één van mijn nieuwe bedrijven ben ik op zoek naar personeel. Ik kwam in contact met een flinke, jongeman van midden twintig die als schoonmaker werkte in een ziekenhuis. Ik bood hem een leuke functie aan, een goed salaris, een training in het buitenland en alle medische voorzieningen. Uiteraard moest hij dan wel ontslag nemen bij het ziekenhuis. Met een blik alsof ik hem een oneerbaar voorstel deed keek hij mij vol afschuw aan! Hij was ambtenaar. Alle voorzieningen had hij, later een pensioen en hij kon iedere dag vroeg naar huis. Hoe kon ik zo naïef zijn te denken dat hij ooit ontslag zou nemen bij lanti om hard te moeten gaan werken voor een bedrijf?!

Ondanks de inmiddels vrijwel grijs geworden bos haar op zijn hoofd, heeft de vp nog steeds zijn kenmerkende grijns op het gelaat en kwijt hij zich nog vol energie van zijn taak. Maar als ondernemer in hart en nieren weet hij dat elke onderneming staat en valt met goed personeel. De president heeft jaren geleden eens gezegd dat, wanneer hij weer aan de macht zou komen, hij Suriname zou omtoveren tot het Singapore van Zuid-Amerika. Echter wanneer de overheid toelaat dat jonge en krachtige mensen zoals het eerdergenoemde lamlendige heerschap er liever voor kiezen tot hun pensioen bij lanti te lanterfanten, dan zullen wij over enkele jaren het Haïti van Zuid-Amerika zijn en is de N.V. Suriname in no-time failliet.

Persvrijheid

Een jaar geleden was er een verhitte persconferentie met vicepresident Ameerali. De regering had net de Surinaamse dollar gedevalueerd, er dreigden stakingen en de pasgevormde coalitie begon al scheurtjes te vertonen. Hoe lastig de vragen ook waren, Ameerali deed zijn best om openheid van zaken te geven. Plots stelde een journalist de vraag wat Ameerali vond van de conflicten die speelden rond de pas gehouden Miss Suriname verkiezingen. In een vlaag van plaatsvervangende schaamte wilde ik de bewuste journalist met mijn laptop op het hoofd slaan, maar Ameerali gaf op zijn eigen charmante wijze duidelijk te kennen dat hij, gelet de situatie waarin het land verkeerde, geen onzinnige vragen over een nog onzinniger onderwerp als een missverkiezing zou beantwoorden. De media kwamen woorden tekort. Ameerali was arrogant en in de maanden daarna zouden hij en de media regelmatig met elkaar overhoopliggen.

Het recente verslag van Reporters Without Borders (RSF), waarin een index is opgenomen met betrekking tot de stand van de persvrijheid in de wereld, heeft voor tweespalt gezorgd binnen de Surinaamse media. Een groep die de mening is toegedaan dat het absurd is dat Suriname met sprongen vooruit is gegaan op de index en een groep die zich er wel in terug kan vinden. Op de vraag waar ik sta moet ik het antwoord eerlijk gezegd schuldig blijven, alhoewel ik neig naar de laatste groep. Ik ben nu ruim 13 jaar werkzaam in de media. Ik ben radio-omroeper geweest, journalist bij de voorloper van de Parbode, redactielid bij Suriname Vandaag en columnist. De keren dat ik ooit ben geconfronteerd met druk en censuur vanuit de politiek was tijdens mijn werk voor Suriname Vandaag, de periode toen het programma nog de moeite waard was om naar te kijken. Die druk was niet afkomstig vanuit kringen rond de huidige president, maar was afkomstig vanuit de regering Venetiaan-Sardjoe.

Als columnist leg je soms je vinger op open zenuwen in de maatschappij. Het gevolg is dat ik een brievenbus vol dreigmailtjes en scheldkanonnades heb waar ik overigens trots op ben, want als je als columnist nooit mensen tegen de haren instrijkt, dan doe je je werk niet goed. Maar eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat ik nooit enige druk van de regering Bouterse-Ameerali heb ondervonden. Mensen waarschuwden me dat als ik kritische columns over Bouterse cum suis zou schrijven ik niet alleen het gevaar liep een handgranaat naar mijn hoofd geslingerd te krijgen, maar dat mijn bedrijf ook opdrachten vanuit de overheid zou verliezen. Niets is minder waar. Integendeel. De opdrachten vanuit de overheid zijn juist toegenomen en als klap op de vuurpijl worden de rekeningen zelfs sneller betaald dan onder de vorige regering.

Voor veel zichzelf journalist noemende personen, is de journalistiek gewoon een baantje om brood op de plank te krijgen en stopt het nieuws voor hen om een uur of vier ’s middags wanneer ze de deur achter zich dicht trekken. Op persconferenties verwachten ze dat politici zondermeer het achterste van hun tong laten zien en het liefst zelf het touw aanreiken waarmee ze in de media kunnen worden gelyncht. Wanneer dit niet gebeurt, of wanneer een kabinetschef of een Cliff Limburg ze afblaft, schreeuwen ze moord en brand en onderdrukking van de pers. Flauwekul. Als je daar niet tegen kunt of niet weet hoe je aan je verhaal moet komen wanneer iemand weigert je te woord te staan, dan zit je in het verkeerde vak en moet je schaafijs gaan verkopen.

Natuurlijk is daar ook de olifant in de kamer waar niemand over praat. Voor journalisten is het een bittere pil om te moeten erkennen dat onder het bewind van dezelfde persoon die ruim dertig jaar geleden verantwoordelijk was voor de dood van onze vakbroeders en het opblazen van mediahuizen, er nu sprake is van persvrijheid. Dat die rekening nog moet worden vereffend staat buiten kijf, maar zouden wij deze discussie dertig jaar geleden zo openlijk hebben kunnen voeren?